Het was vorige week op een schemerige namiddag dat er onverwacht bij mij werd aangebeld. Toen ik de voordeur geopend had keek ik recht in de ogen van een mij volkomen onbekende man. Ik schatte hem van mijn eigen leeftijd, hij had half grijs kortgeknipt haar en was licht kalend. De man stelde zich netjes voor en zei dat hij mijn naam en adres had doorgekregen van schaakkennissen. Op vriendelijke toon vroeg hij of ik genegen was in verband met een bepaalde zaak nader kennis met elkaar te maken. Geen alledaags verzoek zo op de stoep van je huis, maar aangezien de man betrouwbaar overkwam en mijn nieuwsgierigheid gewekt was nodigde ik hem bij mij binnen.
Een zonderling zou ik mijn onverwachte gast niet willen noemen, maar duidelijk was wel dat social small talk niet aan hem besteed was. Eenmaal in de woonkamer gezeten stak hij meteen van wal. De man vertelde dat hij amateurschrijver was en dat hij een tijdje geleden een, zoals hij het noemde, creatief verslag geschreven had over de opening van het Hoogeveen schaaktoernooi door Thierry Baudet van Forum voor Democratie. Hij had op verschillende plaatsen geprobeerd zijn artikel gepubliceerd te krijgen maar was daar tot op heden niet in geslaagd. Als eerste had hij zijn stuk aangeboden aan de Hoogeveensche Courant, het blad dat enkele weken voor aanvang van het prestigieuze schaaktoernooi de komst van de FvD voorman naar Hoogeveen trots had aangekondigd. De redactie van de Drentse krant had hem echter nogal bot de deur gewezen.
De opening van het Hoogeveen schaaktoernooi door Thierry Baudet? Daar wist ik het nodige van. De aankondiging had destijds op de sociale media voor enige beroering gezorgd, waarbij ik ook mijn zegje had gedaan. Wie was deze man en wat wilde hij van mij? Mijn bezoeker registreerde blijkbaar mijn aarzeling en leek daar zelfs op voorbereid: ‘Ah, u vraagt zich natuurlijk af wat dit allemaal te betekenen heeft. Ik zou het op prijs stellen als u dit nummer van de Hoogeveensche Courant belt, dan zult u merken dat ik te goeder trouw ben en kunnen we daarna ons gesprek voortzetten‘. Eigenlijk opnieuw een tamelijk plompverloren voorstel, maar geïntrigeerd door hetgeen de man te vertellen had voldeed ik aan zijn wens.
Wanneer ik eindelijk de juiste persoon bij de Hoogeveensche Courant te spreken krijg en deze de reden van mijn telefoontje heb uitgelegd blijft het een moment ijzig stil aan de andere kant van de lijn. Ik heb kennelijk irritatie gewekt en even lijkt het erop dat de verbinding verbroken zal worden. Maar dan loopt mijn Hoogeveense informant in een ononderbroken monoloog en in niet mis te verstane woorden volledig leeg:
‘…
Wat?! Begint dat Baudet gedoe dan weer helemaal overnieuw? Maar dat is al meer dan een maand geleden! Luistert u eens even goed mijnheer, ik en niet alleen ik maar iedereen hier bij de Hoogeveensche Courant, wij zijn daar helemaal klaar mee!‘
Als in één adem vervolgt hij zijn spraakwaterval:
‘Nou goed dan. Dat die man een artikel geschreven heeft over de opening van dat schaaktoernooi, dat klopt ja. Dat wilde-ie toen met alle geweld ons in de maag splitsen. Ha, alsof wij zelf niet onze verslaggeving kunnen verzorgen. En het moest nog anoniem ook! Dat was meen ik omdat-ie zei dat ie een kleinkind had, een schaaktalent, ja zo noemde-ie dat geloof ik, die wilde hij zogenaamd niet belasten met een verhaal dat mensen misschien tegen de haren in zou strijken. Mensen die je misschien ooit nog nodig had. Of zoiets. Haha, laat me niet lachen zeg!
Als in één adem vervolgt hij zijn spraakwaterval:
‘Nou goed dan. Dat die man een artikel geschreven heeft over de opening van dat schaaktoernooi, dat klopt ja. Dat wilde-ie toen met alle geweld ons in de maag splitsen. Ha, alsof wij zelf niet onze verslaggeving kunnen verzorgen. En het moest nog anoniem ook! Dat was meen ik omdat-ie zei dat ie een kleinkind had, een schaaktalent, ja zo noemde-ie dat geloof ik, die wilde hij zogenaamd niet belasten met een verhaal dat mensen misschien tegen de haren in zou strijken. Mensen die je misschien ooit nog nodig had. Of zoiets. Haha, laat me niet lachen zeg!
Mijnheer, ik waarschuw u, die man is een enorme fantast, dat bleek wel uit dat merkwaardige verslag waar hij mee kwam aanzetten. Die opening was namelijk helemaal niet op zaterdag zoals hij beweerde maar op de vrijdag ervoor. En ook niet in de Burgerzaal van het stadhuis maar in onze schouwburg De Tamboer. Wat, by the way, een absurde locatie was voor een vertoning als ik zelden in mijn leven meegemaakt heb. Een theaterzaal afhuren voor een man of twintig, de eerste twee rijen kregen ze nog niet eens bezet. En dan met houten poppetjes op het podium een kinderachtig toneelstukje opvoeren. Ach, wat had ik een medelijden met onze burgemeester, mijnheer.
Maar het meest bizarre was dat men agenten en bewakers voor de deur had gezet! Veiligheidsmaatregelen, zo werd gemompeld, in verband met de aanwezigheid van een belangrijke politicus uit Den Haag. Nou vraag ik je! Mijnheer, daar was helemaal geen kip te bekennen! Niemand hier had ooit van die pief gehoord. Nee, zo zout hebben wij het hier in Hoogeveen nog nooit gegeten. Werkelijk, wat verbeeldt zo’n man zich wel? Beveiliging! Wij in Drenthe houden niet van die westerse poeha hè, dat snapt u zeker wel.
Oké, u hebt gelijk, die aankondiging eerder in onze prachtige Hoogeveense Courant was, zeg maar, licht aan de positieve kant. Maar dat hebben we toen rechtgezet met een reportage over die zogeheten officiële opening. Over een politicus die ongevraagd zijn stokpaardjes komt berijden in ons mooie Hoogeveen. Wij zijn een onafhankelijke nieuwsblad, mijnheer, als u dat maar even goed in uw oren knoopt! En om terug te komen op dat vreemde heerschap met zijn eigenaardige artikel: die onafhankelijkheid houdt dus ook in dat niet iedere malloot zomaar even bij ons aan kan kloppen om zijn eigen brouwseltje in de krant te krijgen. Raar volk die schakers. De mails en alle gegevens van die kerel hebben we zonder pardon weggeflikkerd. Wij kunnen u dus verder nergens mee helpen. Ik wens u verder veel succes...‘
Mijn gast moest zonder twijfel iets van de opwinding aan de andere kant van de lijn hebben meegekregen, maar in werkelijkheid was daar weinig van te merken. Was hij mij in het begin met een open gemoed tegemoet getreden, nu leek hij meer in zichzelf gekeerd en gevangen in zijn eigen wereld. Hij vertelde na de afwijzing door de Hoogeveense redactie in een flinke dip te zijn geraakt. Hij bekende visioenen te hebben gehad over hoe de landelijke pers zich vol op de kwestie zou hebben gestort. Jawel, DWDD en Pauw lonkten, zo probeerde hij met een verwrongen lach de spot met zichzelf te drijven. En nu kwam hij er bij dat zielige provinciale blaadje al niet doorheen.
De weken erna had hij geprobeerd alles achter zich te laten. Dat was hoe langer hoe beter gelukt. Tot de zaak vanuit een totaal onverwachte hoek een nieuwe wending had genomen. Juist in die periode namelijk werd hij steeds frequenter via de mailbox geattendeerd op publicaties door een Groningse schaaksite genaamd Komkommerschaaknieuws. De site die zich omschrijft als een kritisch, onafhankelijk en ongecensureerd blog met al het schaaknieuws dat door andere media genegeerd, doodgezwegen of verdraaid wordt en volkomen ten onrechte nog niet erg bekend is bij het grote publiek, stuurde het ene na andere bericht de wereld in met nieuwe onthullingen over aangelegenheden uit met name de noordelijke schaakwereld. Het begon opnieuw te kriebelen bij onze held. Hij pakte zijn artikel er weer bij, las het keer na keer overnieuw, bracht de laatste veranderingen aan en twijfelde toen niet meer: Komkommerschaaknieuws zou vast en zeker zijn kunststuk aan de wereld bekend maken!
Mijn bezoeker maakte zijn verhaal niet af. Hij stond op het punt in tranen uit te barsten. Deze rustig en evenwichtig ogende figuur van nog geen half uur geleden zat nu als een dood vogeltje bij mij op de bank. Ik kreeg met hem te doen. Nee, die Hoogeveense redacteur had het mis. Hoe het ook zat en wat voor verhaal het ook was dat deze man geschreven had: dit was geen slecht mens. Natuurlijk raakte ik meer en meer nieuwsgierig naar dat artikel, maar de man had het niet mee willen nemen, hij zei het stuk zelf niet meer te kunnen verdragen en had zelfs overwogen het te vernietigen.
De zaak was helder maar ik moest het hem zekerheidshalve toch vragen: ‘Zelfs… Komkommerschaaknieuws heeft uw stuk geweigerd…?’ De man wist een snik niet te onderdrukken en wegkijkend het raam uit knikte hij nauwelijks merkbaar met zijn hoofd. Niet alleen de stilte in de kamer was oorverdovend, ook de radertjes in mijn hersenen draaiden nu op volle toeren. Ik stond op, legde een arm op zijn schouder en deed een plechtige belofte: ‘Ik zal snel eens met die jongens van Komkommerschaaknieuws gaan praten… vertrouw me, dit komt helemaal goed’. De man zweeg en meed nog steeds elk oogcontact. Ik leidde mijn aangeslagen bezoeker naar de voordeur: ‘En o ja, dit nog…’, gaf ik hem ter afscheid mee: ‘doet u mij een plezier en stuur mij zo snel als u kunt dat artikel van u’. Zonder op of om te kijken verdween de man in het donker.
---------------------------------------------------
De dag erna spoed ik mij naar de redactieburelen van Komkommerschaaknieuws. In de slipstream van een voorganger passeer ik de hoofdingang van het kantorencomplex voor startup bedrijven en neem de lift naar de New Media verdieping. De deur naar de kamer van Komkommerschaaknieuws staat wijd open. Ik sta op de drempel van het zenuwcentrum van Nederlands meest belovende schaakmediaconcern: in het midden twee tegenover elkaar opgestelde bureaus met daarop een onwaarschijnlijke hoeveelheid aan rondslingerende papieren, hoog opgestapelde documenten en mappen, daartussenin laptops, computers en tablets, wanden die tot het plafond zijn volgestouwd met ordners, een boekenplank met Kasparovs serie My Great Predecessors broederlijk naast de Verzamelde Werken van Kierkegaard, een kopieer- en printapparaat, een espressomachine, waar je ook kijkt gebruikte kartonnen koffiebekertje en een vol aanrecht met in de hoek een massale stapel pizzaverpakkingen en enkele lege kratten bier. Hier wordt onafgebroken productie geleverd. Hoewel nu net even niet, want in de kennelijke middagpauze staat het gevreesde Komkommerschaaknieuwsschrijversduo druk gesticulerend boven een tussen alle paperassen verborgen schaakbord: het is Van Putten die niet voor het eerst Meeuwsen probeert in te wijden in de geheimen van de Cambridge Springsvariant.
Met een klopje op de openstaande deur trek ik de aandacht van de heren. De ontvangst is allerhartelijkst. Meeuwsen verzorgt de koffie: ‘Suiker? Een, twee? Melk?’, Van Putten biedt een stoel aan en trekt een koektrommel voor me open. Ik laat mijn ogen over de mappen en ordners glijden waarop ik namen van illustere Nosbo coryfeeën herken. Verscheidene sierden al de kolommen van Komkommerschaaknieuws maar vele anderen krijgen zo te zien nog een beurt. ‘Ja, daar sta je van te kijken hè,’ grijnst Meeuwsen: ‘Wat tot nu toe op de site verschenen is is maar het topje van een ijsberg, zoals je ziet’
Onwillekeurig speur ik naar een dossier met míjn naam erop. ‘Ik denk dat jij ook wel een lesje kunt gebruiken hè?’ grapt Van Putten. Ik voel een rilling over mijn rug gaan, maar Van Putten wijst naar het schaakbord. ‘Je rating is weer onder de 1400 gezakt, is het niet? Jaja, zit allemaal in onze database hè. Ik bied je bij dezen een gratis proefles aan. Verplicht tot niets hoor’. Een andere keer misschien, antwoord ik opgelucht, waarna ik de reden van mijn bezoek uitleg.
De stemming slaat op slag om. Er valt een ongemakkelijke stilte. Ik zie Van Putten en Meeuwsen vluchtige blikken met elkaar uitwisselen. Van Putten excuseert zich voor een klein moment, Meeuwsen zet zich onhandig aan de afwas, duidelijk geen dagelijkse bezigheid voor hem. Als Van Putten weer terug is nemen beiden plaats achter hun bureau.
Meeuwsen begint voorzichtig: ‘Die man waar jij op doelt, die is hier inderdaad langs geweest met zijn verhaal. Hoe hij heet en wie hij is: ik heb werkelijk geen idee.’
Meeuwsen kijkt wat hulpeloos naar Van Putten die het gesprek overneemt: ‘Kijk, Komkommerschaaknieuws schrijft in principe alleen over personen uit het noordelijk schaakgebied. Sinds kort slaan we onze vleugels ook uit naar anderen en niet de minsten zoals bijvoorbeeld de jonge Bernhard van Oranje Nassau. Om maar mee aan te geven dat wij nergens voor terugdeinzen. Maar er moet altijd wel een noordelijke connectie zijn. In dat stuk wat jij bedoelt kwam gewoon geen enkele noordeling voor.’
Ik opper dat het artikel over het Hoogeveen schaaktoernooi ging, middenin het Nosbo gebied, en daarom per definitie komkommerschaaknieuws zou moeten zijn.
Meeuwsen laat het nog steeds liever aan Van Putten. ‘Nogmaals,’ gaat die verder, ‘onze core-business zijn de Van Hamonds en Zilverbergen, de E.Zuiderweggen en Hoogeboomen. Kijk, van die lui heb je weinig te vrezen.’ Van Putten buigt nu lichtjes naar mij toe en laat het volume van zijn stem ietwat zakken: ‘Maar Loek van Wely… dat is andere koek!’ Dan terug achteroverleunend en luid: ‘Of dacht jij soms van niet dan?’
Meeuwsen durft nu ook een duit in het zakje te doen: ‘Stel je eens voor dat je op een schaaktoernooi tegenover Van Wely komt te zitten? Jou urenlang aan een touwtje laten bungelen maar net niet genoeg om op te geven. Tot groot vermaak van iedereen!’
Van Putten goedmoedig spottend: ‘Haha, Meeuwsen, jij schaken tegen Van Wely? Daar is wel erg weinig kans op hè?’
Ik zie Meeuwsen weer ineenkrimpen achter een stapel documenten: ‘Eh, ja… dat is ook wel weer zo.’
Het luchtige intermezzo kan niet verhullen dat er een pijnlijk onderwerp is aangeroerd. Komkommerschaaknieuws, probeer ik, is toch het blog voor al het schaaknieuws dat door andere media genegeerd, doodgezwegen of verdraaid wordt? Ik begrijp iets niet.
Van Putten begint nerveus op zijn stoel heen en weer te schuiven. ‘Ik neem aan dat je dat bewuste artikel gelezen hebt? Niet? Zeg, Meeuwsen, kun je me dat stuk nog eens aangeven?’
Meeuwsen, zijn hoofd vanachter een beeldscherm omhoogstekend: ‘Dat zal niet gaan. De man was nogal achterdochtig en wilde het hier niet onbeheerd achterlaten. Ik heb niets meer van die gast.’
Van Putten wendt zich weer tot mij: ‘Weet je, er is meer. Je zou het niet meteen achter die man zoeken, maar dat stuk was niets minder dan regelrechte blasfemie. Als afgestudeerd godsdienstwetenschapper kan ik daar mijn naam onmogelijk aan verbinden.’
Meeuwsen: ‘Nou, dat van die GOD vond ik anders best wel een vondst.’
Van Putten, korzelig nu: ‘Meeuwsen, daar hebben wij het al uitentreuren over gehad. Ik heb er voor doorgeleerd, jij niet. Houd jij je nu maar bij die Boudewijn Papers van je. Wanneer was trouwens onze laatste publicatie? Eergisteren alweer? Morgen Meeuwsen, uiterlijk morgen verwacht ik een nieuw item!’ Meeuwsen duikt weer weg achter zijn Papers.
Van Putten: ‘Kijk, als academicus kan ik natuurlijk wel tegen een stootje. Maar wij hebben nu eenmaal lezers van allerhande gezindten. Om het even in vaktermen uit te drukken: in dat stuk werd letterlijk om de anderhalve zin de Naam van de Allerhoogste ijdel gebruikt. Geloof me, ik was van goede wil en heb hem uitdrukkelijk gevraagd of het geen onsje minder kon, gesmeekt bijna. Maar nee, meneer hield zijn poot stijf, het moest en het zou precies zo en niet anders. Het houdt natuurlijk een keer op hè.’
Maar, werp ik tegen, jullie zijn toch een kritisch, onafhankelijk en – mijn laatste troef uitspelend – ongecensureerd blog?
Van Putten loopt naar de koelkast. Ondanks het vroege uur trekt hij een biertje los, grist een A4-tje van een plank en gooit dat licht geërgerd met een zwaai voor mijn neus. Zichzelf een glas inschenkend: ‘Hier, de laatste blogstatistieken. Zie je waar die gekleurde lijntjes in de rechterbovenhoek naar toe gaan? Naar de sky jongen, daar gaan ze heen, het past niet eens meer op het papier, zie je dat? De site draait als een tierelier. We zijn bezig landelijk door te breken. We voeren onderhandelingen met een derde columnist. Dacht jij nu werkelijk dat wij dat alles op het spel gingen zetten voor zo’n flutverhaal. En nog wat, beste vriend, wij weten natuurlijk zelf ook wel hoe je een ongecensureerd artikel schrijft hè, daarvoor hebben wij die kameraad van jou niet nodig.’
Ik frons even mijn wenkbrauwen, maar Van Putten laat zich niet kennen en kijkt me doordringend aan: ‘Jij hebt toch hoop ik wel gezien wat Meeuwsen alleen de laatste maand al boven water heeft gehaald? Luister, die jongen is echt fenomenaal. Dus begin jij nou niet over censuur, ja?’
De laatste zinnen zijn voor Meeuwsen het sein wederom aan te schuiven. Ook hij heeft inmiddels een flesje opengetrokken: ‘En wat Baudet aangaat: die man heeft de wind in de zeilen en een fanatieke aanhang. Protesten of acties hier voor de deur kunnen we in dit stadium niet gebruiken. Baudetje heeft makkelijk praten, een bewaker meer of minder, daar ligt hij niet wakker van. Maar neem mij nou: het reclamegeld stroomt binnen, dat is waar, maar ik kan nog altijd niet zonder de inkomsten van mijn postbezorging. Waar denk jij dat ik een beveiliger van moet betalen?’
Van Putten: ‘Volstrekt juist, je moet overal rekening mee houden...’ En na een kleine pauze: ‘Vergeet ook niet, wij hebben beiden onze gezinnen hè.’
De Komkommerschaaknieuwsredacteuren hebben de rijen weer gesloten, zoveel is wel duidelijk. Nu naast elkaar zittend kijken ze me priemend aan. Ik ben in een kansloze missie beland.
Van Putten: ‘Begrijp me goed, op zichzelf was het geen verkeerde vent, maar wat hij wil kan gewoon niet. Van Wely, Baudet en GOD en dat allemaal in één stuk.’
Meeuwsen: ‘En dan in het midden zo’n onsmakelijke scene, bah.’
Van Putten: ‘En het volkslied nog even belachelijk maken. Het is te veel, snap je, echt te veel!’
Ik weet niets meer uit te brengen.
Meeuwsen: ‘We hadden je al wel verwacht. Wij hebben hem namelijk naar jou doorgestuurd.’
Van Putten: ‘Jij had toch een eigen blog? Of was je daar nou mee gestopt? We dachten dat jij misschien iets voor hem kon betekenen. Nou ja, ik wil er niet omheen draaien, we moesten gewoon van die kerel af, zie je.’
Meeuwsen: ‘Eh, if you don’t mind… wij hebben nog journalistiek werk te verrichten.’
Buitengekomen neem ik mijn toevlucht tot de eerste de beste gelegenheid. Pas na drie glazen kom ik enigszins tot rust, waarna ik - nog steeds in gedachten verzonken - mijn weg vervolg. Bij thuiskomst vind ik een envelop op de deurmat. Ik scheur hem woest open en trek er twee geprinte A4-tjes uit. Met de jas en schoenen nog aan plof ik op de vloer. Ik lees de titel Fvd bezet stadhuis Hoogeveen en als een razende laat ik de regels aan mij voorbijtrekken. Bij het eind aangekomen laat ik mijn handen met daarin de twee vellen papier op mijn knieën zakken en kijk stil voor me uit. Geen twijfel mogelijk, ik ga mijn blog nieuw leven inblazen. Komkommerschaaknieuws bedankt! mompel ik bij mezelf.
Praktisch op hetzelfde moment slaat een hevige schrik door mijn lichaam. Bliksemsnel draai ik de lege envelop om. Ik zie geen afzender, geen adres. In een flits dringt het tot me door. Zoals dat vaker gaat heb ik de naam van mijn mysterieuze bezoeker bij onze kennismaking niet goed verstaan laat staan onthouden. Ik realiseer me dat ik geen telefoonnummer van hem heb, geen mailadres, ik heb niet het geringste vermoeden waar hij woont of waar hij vandaan kwam. Ik zie het beeld voor me van die terneergeslagen man die een dag eerder vol schaamte bij mij de straat in verdween. Ik weet heel zeker dat ik hem nooit weer zal zien of iets van hem horen zal en dat nooit iemand zal weten wie hij was. Er is alleen nog maar dat verhaal.