In zijn Volkskrant column op 12 december vorig jaar schreef Bert Wagendorp over de net
geopende tentoonstelling in het Groninger museum David Bowie is. Hij zegt nooit een Bowie-fan te zijn geweest, al geeft hij zich bij het zien van 'zoveel genialiteit' na 46 jaar gewonnen.
Maar als hem voordien de
vraag was gesteld wie David Bowie is, zo schrijft de columnist, zou hij geantwoord hebben: 'David Bowie is een aansteller'. Om eerlijk te zijn, ik kon daar wel een beetje in meegaan.
Het eerste succes in David Bowie’s loopbaan viel samen met mijn beginnende bewustwording van de wereld van de popmuziek. Ik zat nog op de lagere school toen Space Oddity in 1969 - inderdaad 46 jaar geleden, ik ben van Wagendorps leeftijd - hoog in de hitlijsten prijkte. Radio Veronica en de top 40 kwamen volop bij ons thuis binnen, en hoe jong je ook was, om dit nummer kon je niet heen.
Ondanks het succes van Space Oddity wilde het met Bowie’s carrière in de jaren die volgden maar niet vlotten. Ik ontwikkelde ondertussen mijn eigen smaak en in 1972/1973, de jaren van Bowie's definitieve doorbraak, was - de here vergeve het mij - Deep Purple mijn favoriete groep.
De jaren zestig waren voorbij. De meest in het oog springende nieuwe stroming was de glamrock, ook wel glitterrock genoemd. Uiterlijk vertoon was even belangrijk zo niet belangrijker dan de muziek die ook nog eens als commercieel te boek stond, een uitermate vies woord. Als aankomend progressief popmuziekkenner wist ik dat ik daar ver van moest blijven.
Je had T.Rex, met als voorman de vroeg overleden Marc Bolan, pionier van de glamrock beweging. Daar kon je nog mee voor de dag komen. Maar ook waren er groepen en artiesten als Slade en Gary Glitter, die zich bedienden van ongegeneerd rampestamp werk. Zelfs The Sweet, een teenybopper band, probeerde aansluiting te vinden bij de glamrock en over hen viel toch echt weinig goeds te melden.
Het waren wel de artiesten die voortdurend de pagina’s van de popbladen Muziek Expres, Muziek Parade en Popfoto sierden. Tussen hen prominent – met rood piekhaar en zwaar opgemaakt – David Bowie. Blader hier in een oude Muziek Expres. Bowie, immer vernieuwend, voortdurend wisselend van personage en stijl, trendsetter: het werd toen al gezegd. Maar waren dit toch niet echt de verkeerde vrienden?
Hoewel het maar een heel korte periode innam in het lange artiestenbestaan van David Bowie, is het in mijn beleving steeds wat aan hem blijven kleven. Het was altijd zo overdreven, pathetisch of simpeler gezegd - inderdaad - aanstellerig.
En toch: het zijn die beginjaren zeventig die ik koester als het om David Bowie gaat. Elpees kopen of beluisteren was er nog niet bij. De muziek kwam uitsluitend via op de radio gedraaide singles tot je. In die jaren zond Veronica op de maandagavond de Ad Bouman Top Tien uit, de ABTT, een alternatieve hitlijst. David Bowie had bijna een gereserveerde plek. Want duidelijk was wel dat waar het de muziek betrof Bowie ver uitsteeg boven zijn genre-genoten.
Een rijtje klassiekers uit die jaren: Starman (de opname is van een historisch optreden in Top of the Pops die op 14 april 1972 als een bom de Britse huiskamer binnenkwam: de arm om de schouder van bandlid Mick Ronson! is this a boy or is this a girl?), het nooit op een LP verschenen John, I'm only dancing (John Lennon?), Jean Genie (Iggy Pop?):
A small Jean Genie snuck off to the city
Strung out on lasers and slash-back blazers
Ate all your razors while pulling the waiters
Talking 'bout Monroe and walking on Snow White
New York's a go-go, and everything tastes right
Poor little Greenie, ooh-ooh
waren de regels, gepubliceerd in de songteksten rubriek van Muziek Expres, die ik uit mijn hoofd probeerde te leren. Een onmogelijkheid natuurlijk, en nog niet eens het meest vanwege de onbegrijpelijke inhoud.
Tot slot het magistrale Life on Mars, met het herkenbare gitaargeluid van genoemde Ronson en fraaie pianopartijen van (nooit geweten) Yes’ toetsenist Rick Wakeman, hier in een verblindend mooie video.
Terugkijkend zie je hoe snel Bowie de glamrock in werkelijkheid achter zich liet. Wat ook opvalt is de immense productiviteit die hij met een gemiddelde van meer dan een album per jaar in dat decennium aan de dag legt. De jaren tachtig staan te boek als de commerciële periode van David Bowie. Op het nieuwe muziekstation MTV komen zijn video's in die tijd jarenlang met grote regelmaat voorbij. Niet toevallig is het juist de afwezigheid van elke pretentie die je onbekommerd kunt doen laten genieten van mainstream - maar wel op en top Bowie! - hits als Let's Dance en China Girl:
Verandering blijft hoog in het vaandel staan. In de negentiger jaren gooit David Bowie het over een volkomen tegengestelde boeg van drum 'n' bass en heavy metal, kijk en luister bijvoorbeeld naar het intense Hallo Spaceboy. Tot het grote publiek, waaronder nu ook ik, dringt zijn muziek echter niet meer door. Wat ik me nog wel herinner is de geknielde voordracht van The Lord's Prayer, het Onze Vader, op het Freddie Mercury Tribute Concert in 1992. Alweer maakte Bowie je het niet gemakkelijk. Wat moet je ermee, tenenkrommend ...
In de nieuwe eeuw gaat de popster welhaast in retraite. Het goed ontvangen album The Next Day in 2013 verschijnt na een tien jaar durende stilte. Ik moet bekennen dat deze wijsheid pas nu via het internet tot mij komt, want het spoor van David Bowie en niet minder dat van de popmuziek was ik allang bijster.
Op 8 januari van dit jaar, Bowies verjaardag, komt zijn 25-e studioalbum uit, Blackstar. De release krijgt zoveel aandacht dat die ook mij niet ontgaat. Het oordeel van de recensenten is, verrassend om te lezen, unaniem positief. Eerder al is er een video van de track Lazarus gelanceerd. Zo ongeveer per toeval neem ik er kennis van.
Ik concludeer dat aandachttrekker David Bowie het kunstje nog niet verleerd is. En het gaat wel heel erg van dik hout zaagt men planken. Een halfdode Bowie met blinddoek over zijn ogen die zich met zijn laatste krachten probeert op te richten in een ijzeren ziekenhuisledikant. Strompelend als een levend lijk verdwijnt hij in een houten kast. Of het getuigt van goede smaak kun je je afvragen. Maar een ding is helder: David Bowie is springlevend en nog volop in bezit van zijn streken.
Dan, als een donderslag, enkele dagen later, komt op 11 januari het bericht van David Bowie's dood. Nee, geen drugs of zelfmoord, of andersoortige mysterieuze omstandigheden. Overleden aan de gevolgen van kanker. Een wereld is in shock. Het is alsof de grond onder je voeten wegzakt. Ik kijk weer naar de Lazarus video - doe althans een poging:
Look up here, I’m in heaven
I'v got scars that can't be seen
...
Look up here, man, I’m in danger
I’ve got nothing left to lose
...
Oh I’ll be free
Just like that bluebird
...
en ook naar die van de titelsong Blackstar dat uit zijn voegen barst van duistere symboliek. Nu, met de nieuwe wetenschap, grijpt het je naar de keel, is het beklemmend en huiveringwekkend. En niet te verdragen.
Liever sluit ik mijn ogen en bezweer ik de beelden door op het internet te speuren naar oude opnamen.
Gefilmde reacties van generatiegenoten van David Bowie bij het zien van de Lazarus clip: