Veertien jaar was ik ten tijde van de match van de eeuw
in 1972, de tweekamp tussen Bobby Fischer en Boris Spasski om het
wereldkampioenschap schaken. Ik was sportminded en geheel op de hoogte van de
belangrijke evenementen: van voetbal, schaatsen en wielrennen tot en met
schaken en dammen. Tegelijkertijd trad een politieke bewustwording in: binnen-
en buitenlandse ontwikkelingen volgde ik met toenemende interesse.
Neutraal naar sport kijken is voor een volwassene in de
regel al een zware opgave. Voor mij als puber met een hang naar idolen onbestaanbaar.
Men zou verwachten dat bij de strijd tussen Fischer en Spasski de voorkeur ogenblikkelijk
uitging naar de eerste. Hij, Fischer, de underdog, die het als dappere eenling
opnam tegen het van staatswege ondersteunde blok van Sovjet schakers. Maar zo
was het niet. Ik herinner mij - voor, tijdens en na de match – dat ik op zijn
best een soort van middenpositie innam. En niet minder een innerlijke
tweestrijd.
Bij terugblikken op de tweekamp in de IJslandse hoofdstad
Reykjavik wordt altijd aangehaald dat die mede in het teken stond van de Koude
Oorlog tussen de twee wereldmachten van destijds. Vaak wordt dan voorbijgegaan aan
het feit dat het beeld daarover in het westen allang niet meer eenduidig was. De
Amerikaanse buitenlandse politiek met de voortslepende Vietnamoorlog als
dieptepunt gold in progressieve kringen als verwerpelijk imperialisme. Van de
weeromstuit vatte men niet zelden sympathie op voor het communistische kamp:
Castro’s Cuba, het China van Mao en zelfs de Sovjet-Unie. Als veertienjarige
was ik niet ongevoelig voor die geluiden.
Dat was niet het enige. Het nieuws rondom de tweekamp
werd volledig beheerst door de persoon van Bobby Fischer. Voortdurend was hij degene
die problemen veroorzaakte. Altijd bijna ook kwam men hem tegemoet. Waarop het
volgende twistpunt zich aandiende. De Russen daarentegen hoorde je nooit. Als
hij dan zo goed was, waarom ging die Fischer dan niet gewoon schaken? Een
eigenwijs en verwend kind, dat was het. Stak Spasski, die meer dan eens de
overwinning had kunnen opeisen, in moreel opzicht niet ver boven hem uit? Je
zei het niet hardop, maar toen Fischer op een 2-0 achterstand werd gezet hoopte
ik op een enorme veegmatch. In het voordeel van de Rus welteverstaan.
Het werd er niet beter op toen Fischer getoond had toch
de beste te zijn. De Sovjets hadden een nieuw ijzer in het vuur. Karpov heette
hij: even gestaald als jong, nu al onverslaanbaar
en naar vermoed een klasse beter dan Spasski die in Reykjavik over zijn
hoogtepunt heen was. Weer ging het van hetzelfde liedje. Fischer die de ene na
andere voorwaarde stelde. Eén verschil: ditmaal kreeg hij niet in alles zijn
zin. Terecht vond ik, Fischer vermeed de confrontatie. Maar ook betreurenswaardig,
want ik had graag zijn suprematie bewezen zien worden in een nieuwe supermatch.
Nu moesten we het doen met de grijste muis die het wereldschaken ooit als kampioen
had gehad.
Fischer verdween in de vergetelheid. Zo nu en dan kwam er
een vreemd verhaal of gerucht naar buiten. Maar te betekenen had het niets,
temeer daar het schaken in de persoon van Kasparov eindelijk weer een ware kampioen
had. Je hoefde geen kenner te zijn om Fischers terugkomst in de
schaakarena voor de zogenaamde revanche match met Spasski twintig jaar later in
Joegoslavië met een meewarige lach af te doen. Wat mij vooral opviel was het
ontbreken van elke fysieke gelijkenis met de knappe verschijning die Fischer in
1972 zeker was. Het meest memorabel aan het opgeklopte gebeuren is wanneer Fischer in het openbaar een Amerikaanse document bespuugt waarin hem verboden werd deel
te nemen aan een sportwedstrijd in het door een burgeroorlog geteisterde land. Die
compromisloze dwarsigheid en het lef dat eruit sprak vond ik wel iets hebben.
Het duurde tot de dagen van 11 september in 2001 dat Fischer
de wereld weer van zich liet horen. Op een Filippijns radiostation verwelkomt
hij de Twin Tower aanslagen als het beste nieuws sinds jaren en fulmineert hij als een
waanzinnige tegen zijn oude vaderland. Enkele jaren later komt hij aan in Japan
en dreigt er uitlevering aan de Verenigde Staten. Dat de Amerikaanse autoriteiten
de wereldkampioen schaken Bobby Fischer opjagen tot aan het andere eind van de
wereld is natuurlijk een eeuwigdurende schande. IJsland bekommert zich om zijn
lot en neemt hem als een verloren zoon op. De beelden tonen Fischer als een verlopen
zwerver en mij dringt zich de overeenkomst op met Saddam Hoessein die als een
wilde uit zijn hol gekropen kwam. Fischer toont zich dankbaar maar volhardt
tegelijkertijd niet alleen in zijn haat jegens Amerika maar nog meer zijn rabiate
antisemitisme.
Hoe het komt weet ik niet. Naarmate de paranoia en gekte
meer toesloegen in het leven van Bobby Fischer groeiden in mij de gevoelens voor
deze man - of was het misschien alleen maar mededogen? Als ik mij veertig jaar
na Reykjavik beter verdiep in het schaakverleden van Fischer slaat de
bewondering alsnog toe. Hoe hij als tiener de Amerikaanse schaakwereld versteld
doet staan. Als volkomen selfmade schaker de wereldtop bereikt. De beschuldiging
dat Russische grootmeesters in een kandidatentoernooi tegen hem samenspanden die
wel degelijk gegrond bleek. Een score van 11 uit 11 in een Amerikaanse nationaal
kampioenschap. Terwijl hij in een interzonaal toernooi aan de leiding staat halverwege
doodleuk vertrekken. In de aanloop naar de match van 1972 twee achtereenvolgende
concurrenten met 6-0 vermorzelen. En natuurlijk, na die 2-0 (volgens sommigen
half opzettelijke) achterstand regerend kampioen Boris Spasski wegvagen in wat
voor altijd de match van de eeuw zal blijven. Het is alles volstrekt uniek en ongeëvenaard.
Nee, een verwend kind was Bobby Fischer niet. De
werkelijkheid was vele malen complexer. En een raadsel. Nu is er dan een
bioscoopfilm over Fischer voor het grote publiek. Een film moet het vaak afleggen tegen het
boek hoor je vaak zeggen. Het lijkt inderdaad niet waarschijnlijk dat Pawn Sacrifice zal
kunnen wedijveren met het echte leven van Bobby Fischer. Laat staan iets van het mysterie
onthullen. Toch ben ik er nieuwsgierig naar en benieuwd. We gaan het zien.
Dit artikel werd geschreven n.a.v. een oproep aan lezers op de schaaksite tot het insturen van een artikel over Bobby Fischer in verband met het verschijnen van de bioscoopfilm Pawn Sacrifice in de Nederlandse bioscopen (en op de schaaksite geplaatst op 11 dec 2015).